Filoktetes
Filoktetes is een verhaal over vriendschap en verraad, over kracht en slimheid, over hoogstaande idealen en nietsontziende ambitie.
Op weg naar de oorlog met Troje wordt Filoktetes door een slang gebeten. De wond is niet te genezen. Schreeuwend van de pijn wordt hij op het onbewoonde eiland Lemnos afgedankt achtergelaten. De onoverwinnelijk makende boog die hij van Herakles heeft gekregen mag hij houden.
Maar dan, jaren later, heeft het orakel gezegd dat Troje alleen overwonnen kan worden als Filoktetes met zijn boog naar Troje komt.
Odysseus vermoed groots opgebouwde rancune en verzint een list.
Wat je gaat lezen is een demo, een grofmazige uitwerking van een idee.
Veel plezier
Filoktetes.
Herakles.
Odysseus.
Helden
Slachtoffers.
Goden.
Apen op de rots.
Totalitair paranoïde.
Roerloos of geïrriteerd.
Schaamteloos en geil.
Rotsen in de branding.
Rechtop in de wind.
Schuim om de kuiten.
Zout op de snikkel.
Opgevoed door gestaalde kaders.
Alles binnen overeengekomen grenzen.
Doorgeefstation van vaders eer.
Het gebod om er aan toe te voegen.
Geadoreerd door zichzelf.
Altijd jeukende littekens.
Moet je zien. Wil je er
ook niet aan likken.
Ik haat het.
Heb het altijd gehaat.
Omdat ik er onderdeel van ben.
Net als jij trouwens.
Wat ik hier doe is je vertellen
over wat er gezegd wordt
tussen de regels door,
buiten het hoorbare.
Het braakliggend terrein:
tussen god en sterveling,
diep verscholen in de tijd,
waar ook de poëzie huist.
Het vuige, onbeantwoorde verlangen.
Het verschil tussen wens en realiteit.
De sfeer waarin het egoloos recht
voor sommige mensen verstaanbaar
en helder wordt uitgesproken:
De stem van Herakles bijvoorbeeld
die Filoktetes aan het eind te horen krijgt,
wanneer eindelijk de steen openbreekt
en het lava gaat stromen.
Maar dat is straks.
Nu nog krijgt Filoktetes iedere keer
als de krater op het eiland Lemnos
borrelt en vonkt, de vlammende toorts
voor ogen waarmee hij, jaren geleden
het droge hout –aan Herakles vastgebonden-
in vlam zette.
Het is de wil van de goden dat hij dat niet vergeet.
We gaan beginnen.
Odysseus en Neoptolemos
komen aan op het
door zee omspoeld land.
Dappere mannen zijn we.
Zeker.
Maar niet in de schaduw van je vader.
Achilles...
Achilles had klasse; stijl; allure.
In vergelijking met Achilles
is iedereen een stumper.
Ik heb het je verteld.
Hier heb ik hem, zoals
opgedragen, achtergelaten.
Kansloos.
Met die bloedende voet.
Rot tot op het merg.
Spuugzat waren we hem.
Stinken dat het deed!
En ook de hele tijd schreeuwen.
En dat vruchteloze zoeken,
of er toch niet ergens een kruidje was.
Gek werden we.
Het verstoorde alles.
Geen offerplicht mogelijk.
Toen dus verbannen.
Jou, Neoptolemos,
jou kent hij niet.
Jou kan hij daar
niet op aanspreken.
Wees voorzichtig!
Een verkeerde beweging
en alles is verloren.
Alleen als we blijven samenwerken
kunnen we succes boeken.
Ik zie het al voor me.
Ik zie hier allemaal vale lappen.
Zwartroestige bloedvlekken.
Vuilgeel opgedroogd pus.
Een bladerhoop,
met daarin een afdruk:
iemand heeft hier geslapen.
Ik denk dat hij aan het jagen is.
Luister, jongen.
Dit is het moment om te laten zien
dat je volwassen bent, dat je meer kunt
dan rukken in het vooronder.
Je bent jong en sterk.
Maar je moet je realiseren dat je
daar hier niet zoveel aan hebt.
Hoe bedoel je?
Waar het om gaat is
dat je met woorden
de geest van Filoktetes
moet zien te stelen.
Alleen met woorden.
Zoete woorden.
Woorden van thuis.
Vergeten woorden.
Woorden die ondersteund worden
door een geloofwaardige houding.
Hij zal je vragen wie je bent
en waar je vandaan komt.
Je kan dan gewoon zeggen
dat je de zoon van Achilles bent.
Begin een gesprek.
Luister welke woorden hij gebruikt.
Probeer deze dan te spiegelen.
Stel hem op zijn gemak.
Vertel hem: dat je Troje
woedend hebt verlaten.
Omdat ik de wapens van
je gestorven vader draag.
Wat geen leugen is.
Luister je?
Ik beloof je dat je het krijgt
zodra we deze slag binnen hebben.
Eerst moet je maar eens bewijzen
dat je het waard bent de wapens
van een Griekse held te dragen.
Voel het onrecht.
Gebruik je woede!
Wakker je haat aan!
Zeg de meest
verschrikkelijke
dingen over mij;
dat ik een verrader ben,
een vuile dief,
een lafaard,
dat ik mijn vader te schande maak.
Wat dan ook.
Het zal me niet raken.
Overtuig!
Wees sterk!
Beweeg!
Dans!
Je motoriek is belangrijk.
Bewegingen liegen niet.
Als hij je niet geloofd,
stort je alle Grieken
in een desastreuze,
bloedige nederlaag;
Hij zal ook willen vertellen.
Wees gastvrij voor die verhalen.
Natuurlijk.
Je bent een goed opgevoede,
eerlijke jongen.
Niet gewend om een
leugentje te gebruiken maar:
hou voor ogen hoe heerlijk
het is om te winnen.
Daarna zijn we wel weer oprecht.
Ik heb er moeite mee.
Het voelt als een
steen in mijn maag.
Kan ik hem niet gewoon neerslaan?
Ik wil niet straks thuis komen
als de verrader van mijn vaders glorie.
Het is een kleine hindernis
om uiteindelijk toegang te krijgen
tot de uiteindelijke overwinning.
Iedereen weet:
Zolang jij leeft
zal je vader levend zijn.
Ik was vroeger ook zo:
eerst de vuisten,
dan het denken.
Volwassen ogen zien in
dat een staat geregeerd
wordt door een hoofd
en niet door een arm.
Wat neerkomt op een door
leugens gedragen beleid.
Een vermolmde stok.
Hoe gevaarlijk is die boog eigenlijk?
De pijlen van dat wapen missen nooit;
zijn altijd dodelijk!
Vind jij het dan geen schande om te liegen?
Niet als het wordt gebruikt om
tot de gewenste oplossing te komen;
vandaag zal het veel levens redden.
Hoe kijk je eigenlijk als je liegt?
Het gaat om je motoriek.
Dans!
Dansen communiceert geen standpunt.
Een dans kan nooit een leugen zijn.
Elimineer alles
wat aarzeling
veroorzaakt!
Probeer een ingang
in zijn denken te krijgen.
Denk aan het resultaat.
Niet aan dat domme leugentje.
Er bestaat geen geschiedenis
zonder schuld; er ontstaat niets nieuws
zonder dat het bezit neemt van het oude.
Die boog is absoluut noodzakelijk
om Troje in te kunnen nemen.
Maar wacht even,
je had gezegd dat ik degene ben
die de inname en de verwoesting
van Troje zou veroorzaken!
Jij niet zonder de boog;
de boog niet zonder jou!
Je zal, als je het in handen hebt,
twee keer worden toegezongen.
Als een dappere krijger
en: als een visionair!
Iemand die niet alleen vooruit kan kijken,
maar er ook naar weet te handelen!
Ik wreek de dood van mijn vader.
Bevestig zijn roem door
deze daad er aan toe te voegen
Vooruit! Ik doe het!
Het is de prijs die vrijheid bepaald.
Blijf hier!
Wacht hem op.
Als laatste: Wantrouw zijn kwaal!
Gevaarlijker dan zijn boog!
Ga er niet op in. Alleen dan
kalmeer je de beproeving.
Als je het verkloot
Weet de punt van je vaders speer
je uit mijn hand te raken.
Ik ga terug naar het schip.
Als het me te lang duurt,
stuur ik iemand met
verhalen van zee.
Luister dan goed
tussen de regels door.
Het is nu aan jou. Snel!
Als hij mij ruikt
is het voorbij!
Het is stil. Ineens.
Luister naar de wind;
de zee. Neem de tijd.
Ik weet het ook niet.
Wat ik voor je kan doen.
Ik wil je graag helpen.
Moet je wel zeggen
dat het ook voor mij
onbekend gebied is.
Op drift geraakt zand
wat is overgeleverd
aan het getij.
Jij hebt heldere inzichten
overgeleverd gekregen.
Wat denk je.
Bizar eigenlijk, dat zo’n geweldige
schutter hier moet rondkruipen.
Omdat er geen oplossing
voor zijn zieke voet is.
De beloning voor heldenmoed.
Dit is dus de manier
waarop er wordt omgegaan
met het ongewenste.
In de steek gelaten.
Verbannen.
Niet gedood maar
vergeten gemaakt.
Moet blijven vertrouwen,
dat het is voorbestemd:
De beet.
Het lijden.
De eenzaamheid
Het lot heeft
zijn eigen timing.
Als hij toen naar Troje
was gevaren zou het
te vroeg zijn gevallen.
Ssshht! Hoor!
Geschreeuw
in de verte.
Daar!
Dit is het uur van de boog.
Verschrikkelijk.
Hoor dan.
En dat dan de hele tijd.
Kijk uit.
Deze man is gevaarlijk.
Dat schreeuwen.
Dat geluid.
Alles achtergelaten.
Niet alleen spullen of aanzien.
Maar ook context en perspectief.
Alles waardeloos geworden.
Door onverteerde wrok.
dáár aangekomen waar
alleen nog maar plaats is voor
resoluut en meedogenloos geweld
en nietsontziende vernietiging.
Iemand die volledig van
jouw wereld is vervreemd.
He! Hallo! Wie daar!?
Wat moet je hier?
Waar kom je vandaan.
Zeg wat!
Je ziet er niet kwaad uit.
Laat je niet afschrikken.
Ik zie het in je ogen:
wat moet die kaaljakker,
meurt ook als een bunzing.
Blijf…
Geef me wat
woorden.
Vooruit!
Ik ben een Griek.
God. Nee.
Die klank.
Welke wind
heeft je gebracht,
welk verlangen;
welke nood.
Ben je gestuurd?
Ik kom van het eiland Skyros
ben onderweg naar huis.
Ik heet Neoptolemos,
zoon van Achilles.
Achilles.
Geluksvogel.
Waar kom je vandaan eigenlijk?
Uit Troje.
Hoe bedoel je?
Was je met ons?
Was jij bij de eerste expeditie?
Je weet niet wie ik ben?
Vervloekt door de goden.
Zodra dit stervend karkas
mijn verhaal loslaat zal het
door de zeewind naar de
vergetelheid worden gebracht.
Zeg: Zoon van Achilles.
Vertel me eens.
Heb jij ooit gehoord van de man
die de wapens: de boog en de pijlen,
van Herakles als geschenk heeft
gekregen, omdat alleen hij
voldoende lef had om het hout
wat aan de held was vastgebonden
te laten branden. En dan:
Heb je ooit gehoord van de man
die tijdens de eerste Troje-vloot
bij de tempel van Cryse gebeten is
door een giftige slang en daar een
rottende stinkende en ongeneeslijk
zieke poot aan over heeft gehouden. En:
Heb je ooit gehoord dat deze man
jaren geleden in bewusteloze toestand
op dit eiland is achtergelaten.
Ik was diegene! Diepe slaap.
Uitgeput van de pijn en versuft
door de ruwe deining van het schip,
hebben ze me hier, op dit strand
buiten westen geslagen
en achter een rots neergelegd
en met opstekende wind zijn ze
daarna als bange honden vertrokken.
Rechtvaardige goden zullen deze
mannen uit hun slaap houden
met een glashelder geestesbeeld
van mijn kapotte bakkes.
Kapot, maar niet dood.
Mijn schreeuwen zal
hun oren niet verlaten.
Teringlijers!
Toen ik wakker werd was er alleen
nog een zwart puntje aan de horizon
Wat er volgde was niets
het absolute niets.
Behalve het ruisen van de wind
en het golven van de zee.
Eindeloos.
Alleen maar ellende.
En de pijn van die rotte voet.
Toch: ijzeren wil om te overleven;
om het ze uiteindelijk betaald te zetten.
De langste adem.
Met mijn boog schoot ik duiven,
of wat mijn pijlen ook raakten
Stenen op elkaar geslagen
tot de verborgen vonk
er uit tevoorschijn kwam.
Van gesprokkeld hout
kon ik een vuur maken.
Uiteindelijk ontstond er een ritme.
Niemand komt hier uit vrije wil!
Er is hier niets te verdienen.
Niemand om je shit aan te verkopen.
Dat is het he?
Als dat er niet is valt alles
klaarblijkelijk weg.
Als het geen geld oplevert
heeft het geen bestaansrecht.
Niets. Kijk om je heen.
Met een verrekijker vanuit de mast
zie je al dat er niets is.
Er spoelt ook alleen maar rotzooi
het strand op. Troep waarvan ik
niet weet wat of ik er mee aan moet.
Een enkeling.
Min of meer per ongeluk
Eén schipper gaf me dekens
en wat te eten, maar niemand
was bereid mij naar
huis te brengen.
Dromen werden
aangewakkerd.
Meer niet.
Ieder uur een kwelling: een
helletocht. Honger en gebrek;
een onverzadigbare ziekte
En alles dankzij:
Odysseus,
Menalaus
en Agamemnon.
Hopelijk inmiddels allemaal
vervloekt door de goden.
Iedere dag bid ik om verlossing
en vergelding op iedereen
die me dit heeft geflikt.
Ik weet van Atreus’ slechte zonen
en de machtige Odyssseus.
Hoezo!?
Wat weet jij daarvan!?
Er komt een dag
dat ik ze met blote handen
breek en vermorzel.
Dat klinkt goed jongen!
De schofterige streken waarop ik
werd getrakteerd toen ik in Troje aankwam,
doen me diep schamen.
Nadat het lot het leven van mijn vader had
opgeëist wilde ik…
Wat!
Achilles! Dood?
Hoezo! Wat is er gebeurd?
Achilles is niet in een gevecht
om het leven gekomen.
Hij is gehaald door een pijl van Apollo.
Dat is in ieder geval geen schande!
Ze kwamen me ophalen:
De grote Odysseus;
in gezelschap van
vaders vrienden.
Een bont opgetuigd schip.
Grote kermis.
Ze hadden cruciale informatie.
En ik weet nog steeds niet…
maar ze vertelden me, dat nu mijn
vader was gestorven, de goden
hadden besloten dat ik
de aangewezen man ben
om uiteindelijk de burcht
Troje in te nemen.
Het overviel me.
Ben direct uitgevaren.
Ook om nog afscheid
te kunnen nemen van
het lichaam van mijn vader
Wie wil dat niet:
de overwinning.
Na twee dagen zeilen
liepen we de baai binnen.
Het hele leger was er.
Ze zwoeren mijn vader.
levend terug te zien.
Maar hij was dood.
En zijn overschot lag daar.
Het ontroerde me.
Daarna ging ik naar Atreus’ zonen
om naar mijn vaders wapens te vragen.
Maar ze zeiden dat
zijn wapens nu
in het bezit waren
van iemand anders:
namelijk:
Odysseus!
Die –toevallig- net langs kwam.
Poserend als de opvolger van mijn vader.
Waar of ik was toen er mannen nodig waren.
En dat hij per slot degene was
die de wapens veilig had gesteld.
Ja! Door ze uit de levenloze,
verkrampte handen
van mijn
vader te trekken.
Woedend was ik.
Het lukte me niet
me te beheersen.
Heb hem slechte woorden
in zijn gezicht gespuugd.
Ben meteen weggegaan.
Nu dus onderweg naar huis.
O moeder Aarde.
Voeder van Zeus zelf.
U roep ik weer aan.
Net als destijds in Troje,
nadat het hoogmoedige gedrag van
Atreus’ zonen op hem neerkwam,
op het moment dat hij ontdekte
dat de wapens van zijn vader
van de hand waren gedaan -
aan Odysseus.
In materie gevangen bewustzijn.
Weggegeven.
Als een anonieme toevoeging
aan altijd te weinig.
O moeder Aarde.
Berijdster van
stierendodende
leeuwen.
Laat de grond waarop
hun voeten staan
zich opensplijten.
Ik weet één ding zeker:
Ajax zal dit niet accepteren.
Ajax leefde toen al niet meer.
Wat! Het is niet waar!
En: Nestor:
Nestor met zijn scherpe inzicht.
Hij verliest terrein.
En Odysseus loopt rond
als de gebraden haan.
Zo is het.
Het water loopt altijd naar de zee.
Waar was Patroclus!
Je vaders beste vriend.
Filoktetes!
Wat denk je!
Het is oorlog!
Al het goede is verslonden
en het kwade aangewakkerd.
Iedereen heeft dezelfde naam.
Alle rijen zijn gesloten.
Eén ding is zeker:
Ik bemoei me er niet meer mee.
Ik ga terug.
Naar de rotsige kusten van Skyros,
waar een door de wind aangeraakte
grasspriet mij de werkelijkheid
zal terugbrengen.
In al die stille jaren
is de werkelijkheid
buiten de maat van tijd
terechtgekomen.
Om bezig te zijn;
om stilstand te voorkomen;
om grip te blijven houden
schoof hij stenen en takken
als een allesomvattend
strategisch meesterplan.
Aannames werden scenarios.
werkelijkheid bleef ongetoetst..
Filoktetes. Het ga je goed.
Ik ga terug naar mijn schip.
Wat?
Ga je nu al:
Weg?
Ja. De wind is gunstig nu
Nee!
Blijf!
Luister!
Ik smeek je
laat me
niet alleen.
Neem me mee.
Leg me bij de boegspriet;
in het kielwater: waar je wilt!
het maakt me niet uit.
Het is tegen je natuur
Luister naar je impulsen: je intuïtie,
het liedje wat binnen in je klinkt.
Breng me naar Euboia
dan ben ik dicht bij huis.
Het is voor jou één dag varen.
Eén dag!
Naar huis.
’s Nachts moet ik er vaak van dromen.
Overdag twijfel ik aan mijn herinnering.
Weet vaag nog het geluid
van de kabbelende stroom:
Spercheios.
Probeer het in zilveren woorden
op te bergen en bij me te houden.
Het licht;
de glooiingen;
de bergen.
Breng me naar mijn vader.
Ik hoop dat hij nog leeft.
Vergeet nooit dat de grip
die je op het leven denkt
te hebben aalglad is.
Geluk slaat snel om.
Wie geluk heeft moet
rekenen op tegenstand.
Zo is het.
De stakker is wanhopig.
Kijk naar hem!
Ziet de ene golf na de andere
op het strand komen zonder dat
er iets in zijn situatie veranderd.
Eindeloos.
Zonder uitzicht.
Nergens houvast.
Geen enkel weerwoord.
Alsmaar rondtuimelend denken.
Nergens wrijving om daden
te aan kunnen toetsen.
Overgeleverd aan geesten;
aan dolende verschijningen
en verweesde stemmen
die hem influisteren
dat hij zich nooit
had moeten
laten bijten;
dat hij te gretig was.
Gewin als aflaat.
Voortduren slenteren.
’s Nachts.
Als hij de slaap niet kon vatten.
Langs de branding.
Murmelend en bang.
Geen vertrouwen
in de vingertop
waarmee hij een
plastic emmer streelt.
Is het aangespoeld
of is het neergelegd.
De enig overgebleven
zekerheid is het verdriet.
En de pijn.
Laat je haat voor de zonen van Atreus
je drijfveer zijn; laat hun misdaad
omslaan in profijt voor hém.
Je hebt een snel schip,
neem hem mee.
Vooruit! Hij is welkom.
Het geluk is te groot,
te overweldigend
om te zeggenDat dit ooit.
We moeten gaan!
Maar eerst wil ik
neerknielen om
dit eiland kussen.
Wacht even!
Daar komt iemand
Zoon van Achilles.
Ik herkende je schip!
Ik ben een handelaar.
Onderweg uit Troje.
Een vliegende kraai
vangt altijd wat.
Ik weet dingen die alleen
aan mijn oren zijn verteld.
Absoluut zeker dat jij
daarin geïnteresseerd bent.
Er zijn ontwikkelingen
die ook jou aangaan.
Als we een prijs overeenkomen
fluister ik het in je oor.
Waar moet ik aan denken?
Op dit moment
is de handel
echt belabberd.
Komt door de oorlog.
Verwoesting.
Kapitaalvernietiging.
Inflatie.
Weet ik wat.
Leed en ellende.
Een beetje omzet
zou niet gek zijn.
Ontwikkelingen?
Die mij aangaan?
De oude Phoenix en
twee zonen van Theseus
zijn je met een vloot
achternagegaan.
Om me terug te halen?
Ik heb geen idee.
Ik vertel je wat ik weet!
Je lijkt echt sprekend.
Het spijt me voor je.
Mag ik een selfie met je maken?
Waarom doen zij ineens hun best
Oké. Tot zover…
Rook je?
Je moet nog wel weten
dat ze zonder een spoor
van twijfel vertrokken.
Heb jij dat ook?
Dat je emotioneel geraakt wordt
door een frisse bries die
in de vroege ochtend het
zeeoppervlak aanraakt?
Vertel een verhaal.
Ben je wel eens
verliefd geworden
en dat nooit
kenbaar gemaakt?
Ik heb wat zacht fruit
voor je meegenomen.
En waar is Odysseus?
Bang geworden zeker!
Het is krankzinnig.
Het slaat nergens op.
Odysseus was al weg.
Om achter een andere man te jagen.
Achter wie dan?
Heb je het naar je zin hier?
Wat doe je hier eigenlijk.
Wat een geluk dat
ik je hier tegenkom.
Laat dat hoofd.
Voel je lichaam.
Voel het vuur binnenin,
Dat je behoeften hebt
en dat ik er voor je ben.
Raak me aan.
Dans.
Kom.
By the way.
Wie is die man dáár?
Mag ik aan je voorstellen:
Dit is: Filoktetes.
Oké. Dat was het.
Tussen ons: zorg
dat je zo snel als je kunt
van dit eiland wegvaart.
Wat staan jullie daar
te konkelefoezen.
Ze is een handelaar, jongen,
vergeet dat niet.
Ze geeft je een gevoel niet bij
de tijd te zijn, maakt je
machteloos en klein en dan
vertelt ze je dat je dat
bij haar voor een paar
grijpstuivers kan wegkopen.
Ik weet niet wat ze wil.
Maar wat het ook is,
ze moet zich uitspreken.
Zoon van Achilles.
Laat me niet iets zeggen,
waar ik spijt van krijg.
Ik ben een handelaar,
en absoluut geen partij.
Mij interesseert alleen
of ik er iets mee kan
verdienen, of ik er
onafhankelijkheid
mee kan inslaan.
Ik heb het niet gedroomd.
De schellen zijn me hier
na al die jaren
van de ogen gevallen.
Dit is de nieuwe situatie.
Alles is handel geworden.
Alle waarden dezelfde prijs.
Iedereen gewaarborgd gelijkgemaakt.
Ondergeschikt aan domme abstracties.
Waar is verdomme de ziel;
het gebaar, de geste.
Ik bezit waarde als ik
ben in de ogen van
de ander zoals ik wil
dat de ander mij ziet.
Het is de vernietiging
van individualiteit.
Gevolgd door
barbarij van uitsluiting.
Jij wel en jij niet.
Winnen of verliezen.
Alles een spelletje.
Gerechtvaardigd door
de leugens dat de
samenleving nu
eenmaal zo functioneert.
Ik heb genoeg tijd gehad
om me die dingen af te vragen.
Wie de spelregels niet accepteert
wordt van het bord geveegd.
Zoek de kern, jongen.
De kern waar het geld
nooit bij kan.
Luister niet naar die man!
Het is: ik voor jou
en jij voor mij,
en een transactie
om ons van schuld
te verlossen.
Maak er niet zo’n
probleem van!
Kijk naar me!
Ik dans voor je.
Als je wilt
neem ik je mee.
Pak mijn hand.
Maak een foto van me.
Niemand geloofd me.
Luister!
Wacht!
Deze man en ik zijn vrienden.
Als jij hier ook als vriend staat,
moet je je realiseren dat wij
drieën niets voor elkaar
hoeven te verbergen.
Hoe begeerlijk ook,
ik heb je verder niets te bieden.
Geen schuld,
geen transactie,
alleen goede wil.
Weet wat je doet.
Ik accepteer alle consequenties.
Ik geef jou de schuld...
Dit is het verhaal
zoals het mij is gegeven.
Odysseus en Diomedes zijn
naar hém op zoek.
Ze hebben gezworen hem
mee te nemen.
Goedschiks
of kwaadschiks.
Odysseus was heel overtuigd
dat hem dat zou lukken.
Wat is de reden dat Atreus’ zonen
plotseling geïnteresseerd zijn
in deze manke verschoppeling?
Dat komt door een waarzegger;
een visionair: Helenus,
Een Trojaan.
Het was Odysseus
gelukt hem te ontvoeren
en hem volledig uit te horen.
Tussen alle voorspellingen
die hij deed zat ook iets
over de burcht van Troje:
De ziener vertelde
dat het voor de Grieken
onmogelijk is de burcht te
verwoesten mits ze hém ervan
kunnen overtuigen dít eiland
te verlaten, om mee te vechten.
Zie je wat er gebeurt?
Dacht ik wat te kunnen verdienen.
Enfin. Je hebt gelijk.
Wie mensen helpt moet niet bang zijn
om zelf bankroet te gaan.
Een kus misschien.
Nu ga ik.
Op zoek naar tabak en
iemand om met me te dansen.
Ik weet niet wat je zoekt hier, maar
ik adviseer je om zo snel mogelijk
te vertrekken. Laat die mankepoot
aan diegene die hem zoeken.
Het ga je goed.
Wat is dat?
Denkt die lul-de-behanger
serieus dat het mogelijk is
mij vrijwillig van dit eiland
mee te nemen, om daarna
mijn kop aan de Grieken
te laten zien!
Er is echt geen enkele grens
die hem keert. Geen enkel
moreel besef!
Er bestaat niets
wat hij niet zal gebruiken
om tot zijn doel te komen!
Wat is er met je aan de hand.
Ik weet zeker dat hij hier komt.
Ik voel het.
Er is echt geen enkele grens die
hem keert. Geen enkel moreel besef.
Er bestaat niets
wat hij niet zal gebruiken
om tot zijn doel te komen.
Pak je spullen.
We vertrekken nu.
De wind is gunstiger voor ons
om te vertrekken dan voor hem
om aan te komen.
Nee. Jongen. Wie zijn doel
binnen bereik weet,
krijgt van elke wind vleugels.
Hoe eerder we weggaan
hoe meer zee er tussen ons
en zijn schip golft.
Kom op!
Of nee!
We vangen hem hier op.
Jij met je kracht en je soepele lijf
en ik met mijn boog.
Hij is kansloos.
Wie op het juiste moment handelt
kan daarna altijd rustig slapen.
Wat zal je vader trots zijn.
Laten we wachten.
Vergeet je rancune.
Denk je echt dat hij
je hier onvoorbereid
tegemoet zal treden?
Ik wil echt nu wegvaren.
Er komen betere kansen.
Vast en zeker.
Goed. Dan gaan we.
Is dat de beroemde boog?
Dít is de erfenis die ik
van Herakles heb gekregen;
toen ik het hout wat aan
zijn lichaam was vastgebonden
met een bandende toorts aanstak
en zijn naam aan de goden
werd overgedragen.
Is het goed dat ik hem
Aanraak?
Als jij niet,
wie dan wel.
Een groot voorrecht.
Het voelt snel en warm.
Moeiteloos licht, aan
het denken voorbij.
Door jou ben ik onder de hiel
van mijn vijand vandaan gekomen.
De eerste lentezon na een
barbaars strenge winter.
Wat van mij is, is van jou!
Alleen jij kan vertellen
dat je het hebt vastgehouden.
Snel nu!
Haal je spullen uit je grot!
Kom mee.
Ik heb je nodig!
Je kent het verhaal: Hoe Ixion
eerst onsterfelijk werd verklaard
en vervolgens in Hades aan een
door eeuwige winden voortgedreven
rad werd vastgeklonken.
Omdat hij de gastvrijheid van
Zeus misbruikte door zijn vrouw
Hera te beminnen.
Een voortdurend lijden!
waar geen verlossing
uit mogelijk is.
Maar deze man: Filoktetes
heeft niemand bedrogen,
of beroofd; heeft niemand
vermoord.
Eerder heeft hij, daaraan
tegengesteld: oprecht en
zuiver gehandeld.
Wat heeft deze man uit moeten
spoken om hier, door iedereen
achtergelaten, gedwongen te
worden levend te verteren.
Verdoemd en uitgeput.
zoekend tussen de struiken:
tot hij uiteindelijk een schaars
kruid vond wat de pijn
even stilde;
even adempauze.
Soms was de pijn onafgebroken.
Soms was het er gewoon niet.
Misschien kwam dat omdat hij
er gewend aan was geraakt;
dat hij niet meer in staat was,
om het waar te nemen.
Dat zijn denken afstand
had genomen
van zijn lichaam.
Dan was er tijd
om naar de horizon
te turen en te beseffen
dat het geen zin had
verzet te bieden
tegen de flarden
herinnering; de
aangevroten
geestesbeelden
die zich als
compleet
aandienden.
Uiteindelijk,
een lichaamloos
mijmeren.
Kort en helder geluk.
Maar dan,
van de ene tel
op de andere,
was het
of de roodvochtige,
zompige wond
in een flits werd
getroffen door een
fel knallende zweep!
Zo verschrikkelijk veel pijn.
Dat hem niets meer overbleef
dan als een hond over de
grond te kruipen en te weten
dat hij een glimmend spoor
van bloed en warme pus
achter zich aan trok.
Huilen en
schreeuwen
tegelijkertijd.
Het leek
de enige manier
om de vretende
pijn die zich in
de allerdiepste
krochten van zijn
lichaam had genesteld
weestand te bieden.
Het hielp niet.
Een door de bergen
zwervende echo van
zijn eigen geluid,was het
enig waar te nemen effect.
Maar nu! Nu heeft hij iemand ontmoet:
en wacht hem, na onvoorstelbaar lijden,
macht en groot geluk.
Op weg nu! Snel! In een licht,
golvensnijdend schip, naar het
huis van zijn vader.
Bij de nimfen, bij Spercheios’ oevers.
Kom. We moeten nu echt gaan.
Wat is er aan de hand!
AAaahmnn!
AaaAuw!
Got-sakke!
Oehoehh…
Wat is er!
Niets!
Er is niets.
Ga maar door.
Is het de ziekte?
Een aanval?
Nee. Ik denk
dat het al
weer
weg gaat.
Loop maar verder!
God! Oh, verdomme! Help!
Wat doe je?
Je crepeert van de pijn!
Dit is het einde jongen.
Ik kan het niet langer
voor je verbergen.
Ah-jaji! jajie!
Tss. Ehh, nee!
Die vogel!
Kijk!
Doe iets!
Zie.
Met zijn snavel.
in mijn voet hakt,
flarden vlees
afscheurt!
Haal hem weg!
Ik word duizelig.
Nu de oplossing dáár is,
wordt de kwaal ondragelijk.
Geef me iets jongen!
Waar ben je.
Pak je zwaard!
Alsjeblieft.
Sla het er af!
Doe het. Nu!
Net als met
Herakles!
Spaar me niet.
Kom op jongen!
Vergeet je respect.
Ik wil dood!
Filoktetes!
Wat is dit?
Hoor je me?
Weet je.
Wat?
Je weet het.
Wat weet ik.
Nee! Ik weet het niet!
Natuurlijk weet je ‘t.
Verschrikkelijk!
Je was aan het eind,
op het punt.
Wat kan ik doen
Blijf bij me!
Alsjeblieft.
Laat je niet afschrikken.
Dit gebeurt soms.
De ene minuut is er niets
aan de hand en de volgende
schreeuw ik alles bij elkaar.
Nee!
Raak me niet aan!
Hou de boog vast.
Bewaak hem zolang de pijn
in mij rondzingt.
Als het tot rust komt
val ik direct in slaap.
Je hebt geen idee
hoeveel energie het
uit mij wegslaat.
Laat me dan slapen.
Als zij dan komen…
Ik smeek je
geef dit wapen niet af!
Nooit!
Het zou voor jou als
voor mij de dood
betekenen.
Niemand zal de boog
aanraken. Vertrouw me.
Geef het over.
Alsjeblieft jongen.
Wees voorzichtig!
Realiseer je het gevaar.
Ook een groot schip
zinkt van een klein lek.
De jaloezie die het
bij de goden oproept.
Zet me niet voor schut.
Het begint alweer te druipen.
Ik voel de hete pus alweer.
Uit het diepe zwart.
Het borrelt naar boven.
Dodelijk bloed.
Door de aderen.
Kruipend.
Als een slang.
Het is verschrikkelijk!
Aauw – aaahh
aauuwaah
Nu is het bij mijn voet.
Bijna.
Het is er.
Hoe kan je dit weten.
Ga alsjeblieft niet weg!
aauww-aahh-
tssh.
Oh! Odysseus.
Smerige hond.
Was ik in staat deze pijn
dwars door je borst
heen te steken!
Kon ik je maar vermoorden!
Mijn hele lichaam steekt:
Aauw-aah!
Toon dat je een hart hebt.
Bevrijd me van dit leven,
pak je zwaard!
hou de boog!
Ben je daar nog?
Zeg iets.
Waar ben je?
Hier.
Hier ben ik.
Ik weet het niet.
Nutteloos
Geen enkele waarde.
Wanhopig.
Hou op!
Wat een gelul!
Wees moedig.
Ik blijf!
Maak je daar
maar geen
zorgen over.
Jongen.
Is het echt?
Goed zo.
Nu is de weg vrij.
Welke weg?
Naar boven!
Ver voorbij
de sterren.
Waar het
licht tot
rust komt.
Je raaskalt.
Wat zie je?
Laat me los!
Je vermoordt me!
Laat me gaan!
Rustig maar.
Jaah. Dat is goed:
Even liggen.
Ik ga sterven.
Ontvang mij.
Ik laat dit lichaam.
Aan de aarde.
Het lijkt of hij slaapt.
Zijn hoofd valt.
Kijk hoe het zweet
hem uitbreekt.
Overal!
Er is een zwarte
ader gesprongen
op zijn voet,
er sijpelt bloed uit.
Kom.
Laat hem.
Dan valt hij in slaap.
Diep reikend en
barmhartig.
Absolute aanraking.
Paradijselijk licht.
In dromers’ ogen.
Jongen. Wat is je positie.
Wat zijn je verwachtingen?
Waarop is het wachten?
Waak voor het moment
wat altijd beslissend is;
wat in een oogwenk
alle macht doet kantelen.
Als hij er niet bij is,
wordt het een waardeloze,
genante vertoning.
Laat het aan de goden.
Zij kunnen verder zien.
Beperk je tot de situatie.
Let ook op wat je zegt,
iedereen weet
dat zieke mensen
in hun slaap alles horen.
Een kind kan zien
dat er problemen
in de maak zijn.
Stil!
Kijk!
Zijn ogen bewegen.
Licht!
Zonnelicht!
En jij bent er ook nog!
Had er niet aan durven
denken dat ik je ooit
weer zou zien; dat je het
zou opbrengen.
Nooit eerder.
Maar bij jou zit het
in je bloed. Om het
op een simpele manier
tot je te nemen; mijn
geschreeuw en de onrust;
de stank.
Ik heb vaak last van de haat
die ik heb ontwikkeld.
Heb geprobeerd het hardop
te zeggen; te schreeuwen.
Dag na dag:
Alsof er zodoende een
catharsis zou ontstaan
waarlangs alles
in de vergetelheid
terecht zou komen;
dat het me niet meer
zou raken.
Help me overeind, alsjeblieft.
Een beetje wazig nog.
Misschien, als ik sta,
dat ik dan wat helderheid
terug krijg zodat we
naar het schip kunnen
om direct te vertrekken.
Het is verbazingwekkend.
Je leeft nog!
Gaat het?
Zal ik je dragen?
Je bewijst je als een echte vriend.
Hoe moet dit nu verder?
Wat is er aan de hand, jongen?
Ik weet niet waar het
uitzichtloze op uit komt.
Wat is dat voor wartaal?
Als je je aard verloochend,
en aan het dwalen slaat.
Wat bedoel je?
Zeus!
Het is alleen verachting
wat er voor mij overblijft.
Ik smeek je!
Het werkelijke verhaal is.
Dat ik je meeneem naar
Troje.
Wat!
Nee! Godver.
Nee! Nee!
Verdomme! Nee!
Wacht tot je het hele
verhaal hoort.
Nee. Meer als dit
hoef ik niet te weten.
Ik ben verloren.
Verraden ben ik.
Wie ben je!
Vreemdeling!
Geef me mijn boog terug!
Nee!
Dat kan niet.
Ik gehoorzaam het gezag.
Er zijn grote plannen.
Flikker op.
Welk gezag!
He?
Zeker dat kut-gezag van
Odysseus en zijn vrienden.
Wie ben je?
Je hebt me lagen gelegd.
Verrader.
Ik vergeef het je nooit!
Geknield heb ik voor je.
Hoe kan je de schaamte dragen.
Het gehuichelde medeleven;
de gelogen zoete woordjes.
Heb niet het lef
me te onderbreken!
Vuile patjakker!
Diepe spijt van elk woord
wat ik in jouw richting
heb uitgesproken.
Als het kon zou ik
élke lettergreep
met mijn nagels
uit je energie
willen schrapen.
Kloteklapper!
Welke vrijheid
is je voorgespiegeld.
Stomme soldaat!
Zeg het!
Hoeveel geld.
Roem.
Aanzien.
Werd je er geil van?
Kom op!
Voor de draad.
Hoe kan je zo stom zijn.
Hoe kan je dat kleinburgerlijke
gelul serieus nemen.
Hoe denk je ooit goed
te kunnen sterven.
Intens diep berouw
je ooit te hebben aangekeken.
Ooit te hebben willen weten
wie je bent.
Een schande waarmee ik
verder moet zien te leven.
Met welk recht!
Het zijn de spoken die
je te pakken hebben.
Dat jij de oorlog wel
even zal gaan winnen.
Wat nu te doen.
Wat is er nog over.
Als ik me omdraai
en wegloop en dan
later weer terugkom
zijn de rotsen er nog;
en de grotten; de zee.
Geef verdomme
mijn boog terug!
Wie je hier hebt bedrogen
is niet de schim van degene
die je mee moet nemen.
Een fantoom. Een spook,
is wat je weer mee terug neemt.
Je toekomst zal voor altijd
verbonden zijn aan een misselijke daad.
Een ongewapende, gehandicapte man
overmeesterd. En dan ook nog
op een sluwe, leugenachtige manier.
Wát een krijger!
Kom tot bezinning!
Kom tot jezelf!
Ik hoop ik dat je
een verschrikkelijke
dood zult sterven.
Hoe heeft het zover kunnen komen
Ik zie geen uitkomst.
Wat heb ik gedaan.
Je bent geen slecht mens,
maar klaarblijkelijk is het
slechte mensen gelukt
jou het kwaad te leren.
Vaar weg.
Geef mij mijn wapen.
Wat zal ik doen.
Zal ik het teruggeven?
Idioot! Wat doe je!
Voor wie is de boog denk je?
Geef hier!
Die stem!
Onveranderd!
in al die jaren.
Hetzelfde geluid.
De zuiverste rovers komen pas
uit hun hol als het moment
zich aan hen heeft overgegeven;
als de risico’s zijn vervlogen.
Jij, Odysseus, laffe hond.
Voltooi de beweging die je daarnet
in gang zette, jongen: Geef me
mijn boog terug.
Kom dan.
Een misdadiger die twijfelt
is ten dode opgeschreven.
Hij geeft hem zéker niet aan jou.
Jij gaat met ons mee.
Met de boog.
Los van elkaar.
Ga je me opjagen?
Aan een lijn meevoeren?
Je kan er ook voor kiezen
vrijwillig mee te gaan.
Vrijwillig?
Deze handen, die je hier ziet:
mijn handen, zijn de handen
van Zeus: en van zijn bliksem.
Hij bepaald!
Niets dan vuiligheid.
Het is alleen maar drek
wat er uit je mond komt.
Je adem alleen al besmet
de naam van Zeus.
Zeg wat je wilt.
Uiteindelijk, als je
van dit eiland af wilt,
zul je doen wat ik zeg.
Nooit!
Zolang er aarde onder me
en lucht boven me is.
Je hebt me alles ontnomen.
Alles wat mijn aardse leven
had kunnen doen slagen.
Alle plannen…
Uiteindelijk kreeg mijn leven
betekenis door de wens je
te doden.
En nu wil je me dat
ook afnemen.
Deze jongen…
Hij is jouw kompaan,
maar hij was mijn vriend.
Ik heb hem wakker gemaakt terwijl jij
hem alleen maar inperkt en ophitst.
Kijk naar hem.
Hij ontwijkt mijn ogen.
Hij weet dat hij vervuild is.
Bij mij is het mijn lichaam.
Maar bij hem is het zijn geest.
En jíj en dat hele kut-systeem
wat je vertegenwoordigd
zijn daar verantwoordelijk voor.
Ik vervloek je uit het
diepst van mijn hart.
Het is lood om oud ijzer.
En nu kom je me uit
mijn graf ophalen.
Stink ik niet meer?
Hoef je niet meer
over het altaar heen
te kotsen als ik
in de buurt ben?
Denk je dat je weer
fatsoenlijk kan offeren
als ik met je meevaar?
Daar ging het toch om?
Ben je ’t soms vergeten!
Nou, je kan mijn reet likken.
Nu is het wiel gedraaid
en keren de kansen.
Eindelijk gerechtigheid.
De goden hebben me
de tijd gegeven om
het wachten te leren.
Het is geen liefde wat je hier
naar dit eiland brengt.
Lazer toch op.
Er spelen grote zaken.
Je ogen zijn door je
felle zelfzucht verblind,
niet in staat waar te nemen
wat er werkelijk gebeurd.
Allemaal onzin.
Ik ben zoals de
situatie het vereist.
Als er een goed en
oprecht iemand
wordt gevraagd
weet ik mijn taak.
Prima als je op dit eiland wilt blijven.
Wij bezitten het wapen.
Jou hebben we niet persé nodig:
Ik zelf heb een zuivere hand.
Zoon van Achilles!
Zeg iets!
Kom. Loop door jongen!
Niet op die huilebalk ingaan.
Denk aan het succes.
We gaan!
Blijf dan maar hier
met je harde kop.
Filoktetes! Wat nu?
Het ziet eruit als een klucht.
De ene waarheid is de andere leugen.
Hier is eenzame vrijheid,
maar ook het sacherijn.
Daar is de mogelijkheid
om weer beter, weer gezien,
weer bemint te worden.
Natuurlijk: Je laat je dwingen.
Als de pijl niet naar achteren
wordt getrokken kan hij niet
worden afgeschoten.
Hier ga ik wachten
tot de dood me zacht
en teder zal toedekken.
Ik hoop op acceptatie.
Verlost van het oordeel.
Turend naar de wind die
door de rondcirkelende
vogels wordt verklaard.
Niet langer meer de wens
ze de adem te benemen,
om die van mij te voeden.
Dit is de plek
waar ik zal sterven.
Er blijft niets over dan
volledige overgave aan
dood door uitputting.
Met een hongerige maag
als voer voor iedereen.
Dat jammeren heeft geen
enkele zin. Je doet het
jezelf aan.
Het zijn de sluwe woorden,
verborgen in bewegingen
en muziekjes die mij de
genadeslag hebben gebracht.
In de pekel achtergelaten.
Daar. Verderop.
Daar zit hij!
Waarschijnlijk lacht hij.
Kijkt hij uit over zee
Droomt hij met mijn boog,
die hij in zijn handen heeft.
Hij voelt het gewicht:
de spanning,
de balans,
de kracht.
Bewonderd hij de structuur,
het ingetrokken zweet.
Ook dat van Herakles!
Als ik het vasthield en richtte
wist ik me gelijk aan prooi
en situatie; voelde ik alles
in de toppen van mijn vingers;
was ik als de wind in het loof.
Je moet je tong beter in bedwang houden
en laten praten over werkelijke zuiverheid.
Vergeet niet dat Odysseus uit opdracht
handelde. Er zitten geen persoonlijke
motieven tussen.
Alle dieren wiens soortgenoten
ik de afgelopen jaren heb afgeschoten
zullen wraak op me nemen.
Ik heb niets meer.
Behalve die verdomde voet.
Hou op!
Realiseer je waarom je ooit
hebt meegedaan. Om te winnen.
Dat ligt nu in het verschiet.
Laat je niet koeioneren door
persoonlijke dingetjes.
Ik voel de sympathie.
Ik weet dat je het oprecht meent
maar ik vraag je me alleen te laten.
Om te sterven.
Belangrijker dan al dat
gelul over Troje.
Vaarwel.
Sterkte verder.
Ach!
Nee!
Wacht!
Voorgoed?
Doe iets voor me!
Een laatste gunst!
Wat is dat?
Blijf bij me.
Tot mijn bloed
me eindelijk
heeft vergiftigd.
Ik heb er geen weerstand
meer tegen. Ik ben moe.
Doodmoe en ziek.
De glazen bol is gebarsten.
Het onbewaakte moment
is in de tijd terechtgekomen
en bereikbaar geworden.
Ik word gezien en herkend.
Vies, naakt en stinkend.
Uiteindelijk
slachtoffer.
Van het idee,
van de haat.
Het is te laat.
Ik zie geen
mogelijkheid,
het nu nog
in energie
om te zetten.
Ik wil mijn vader zoeken
bij Hades. Ik voel dat hij niet
meer in dit licht aanwezig is.
Ik heb zijn land achtergelaten, de
heilige stromen. Onverzorgd en
onbeheerd om met de Grieken
naar Troje te varen.
Ik voel hem wenken...
Wacht! Daar!
Er is onrust!
Daar!
Verderop!
Luister.
Jongen!
Wat doe je.
Waar ga je naar toe.
Blijf hier!
Ik ga het goedmaken!
Het was een fout
je te volgen.
Zeg over mijn vader wat je wilt,
hoe goed hij was en dat ik
in de voetsporen en al die
dingen meer, maar ik heb
hier een man bedrogen
die dat absoluut niet
verdiende en ik ga dat
nu rechtzetten.
Maar het werkte!
Wat kan jou het verder schelen.
Odysseus!
Ondanks jouw strategisch
vermogen blijven er hier
vragen onbeantwoord.
De daden die wij hier uitvoeren
zijn direct in het belang van:
de Griekse zaak!
Als je zo machtig bent als je denkt
heb je mij of die mankepoot verderop
ook niet nodig.
Je staat onder mijn commando.
Vergeet dat niet!
Ik sta onder commando van een
veel grotere zaak.
Ik heb het hier over
de Griekse jurisprudentie.
Ik heb het over justitie zelf.
Jouw jurisprudentie bedient
alleen de geschiedenis.
Ik heb het over de toekomst.
Over justitie zelf.
En zij is meer dan alleen Grieks.
Je hebt jezelf veranderd
in een Trojaan, jongen.
Een schande voor je vader.
Je begeeft je op een terrein
wat je helemaal niet kent.
De consequenties zullen
onverbiddelijk op je af komen.
Voor jou geldt geen enkele genade.
Ik vermorzel je.
Wat dacht je!
Ik waarschuw je nog een keer:
Ik vertegenwoordig de Griekse staat.
Je vertegenwoordigd alleen
je eigen idee van macht.
Alles wat daarbuiten valt
wordt niet door je gezien.
Ga je me nou met mijn
vaders speer bedreigen?
Kom maar op!
Al zou het het laatste zijn
Hier!
Ik schop het bloed uit je kiezen.
Daar! Wat denk je!
Angst moet het afleggen,
tegen de wil iets te zijn
wat geen geschiedenis heeft
Filoktetes!
Waar ben je.
Kom tevoorschijn!
Wat is dit voor kabaal.
Wat moet je nog van me,
wat je niet al hebt.
Jongen!
Je hebt hem flink geraakt.
Zijn hele treiter ligt open.
Denk je dat iemand
van gedachten kan
veranderen?
Zo praatte je ook
toen je mijn boog stal:
Als betrouwbaar.
Mijn hart win je
nooit meer terug.
Ik walg van je!
Hier is je boog.
Wat! Is dit een valstrik?
Nee. Ik zweer het bij
Zeus’ majesteit.
Flikker toch op.
Lege woorden.
Het is allemaal bedacht;
Prachtig opgepoetst!
Alleen voor jezelf.
Ieder woord wordt,
zodra het over je
lippen komt:
een leugen.
Je bent geen haar beter.
Alles naar de ratsmodee.
Steek je hand uit!
Hier!
En jij. Stomme slampamper.
Daar lig je. Net als ik tien jaar
geleden. De punt van Herakles’
pijl weet je te vinden.
Nee! In godsnaam:
Niet schieten!
Vergeet hem.
Je hebt je boog.
Nu ken ik je weer.
Dat geeft me hoop.
luister:
Kijk uit dat het niet in je bol slaat.
De moed die je zou kunnen helpen
is omgeslagen en het sleept je
het vuur in.
Iedere hulp snauw je weg.
Je moet daar mee ophouden.
Accepteer het lot wat door de goden
aan je is gegeven. Het kost moed.
Veel moed en durf.
Maar dan komt er energie vrij
die je bij je genezing zal helpen.
Er wordt van je verwacht
dat je meekomt naar Troje.
Asklepios de genezer.
Je herinnert je hem.
Hij is daar ook.
En zijn zonen.
Zij zullen je genezen.
Dan kom je met mij mee,
naar het front.
Mét je boog.
En zo behalen we
de overwinning.
Je kan het mooi vertellen.
ik moet je zeggen: Ik
geloof je ook, maar
het is teveel gevraagd.
Dit is de plek waar ik wil sterven.
In de wetenschap dat mijn wraak
is ingelost.
ik laat dat vruchteloze
oorlogje spelen aan jullie.
Verdwijn van mijn eiland.
Vergeet dat stuk uitschot niet.
Na al die jaren tussen
leven en dood kan ik het
niet meer opbrengen.
Zelfs voor jou niet.
Wat is er toch met je gebeurd jongen.
Deze mensen hebben de nalatenschap
van je vader te schande gemaakt
Waarom strijd je nu ineens
voor hun zaak. Vergeet ze.
Je hebt beloofd me mee te nemen.
Op weg naar Skyros.
Dat is wat je moet doen.
Ik rúik een gevaar.
Ergens. Ik voel het!
Het gevaar ben je zelf.
Dat je breekt, als je niet buigt.
Ik gun je een lang leven,
waarin je eindeloos kan
treuren om je beslissing.
Ik ben bereid.
Voor wat dan ook.
Maar jij zult de consequenties
moeten dragen voor je belofte.
Vergeet dat hele Troje!
Ik heb je mijn woord gegeven.
We gaan!
Niet te geloven!
Neem voorgoed
afscheid van dit eiland.
Mensen lijken alleen te leven
om gelijken de maat te nemen.
Geslepen messen en
giftige tongen dwingen
dezelfde tred en
dezelfde taal.
De gisteren, binnen
de horizon gevormde
krijgers behalen in opdracht
van de heersende epigoon een
zorgvuldig omschreven,
glorieuze triomf
Menselijke behoefte
aan variatie en een
te hoog opgevoerde
prijs forceren echter
een ander denken:
Eén die een juister besef
van recht spiegelt.
Opstand!
Het leven als wapen.
De wetenschap
dat het graf
een slecht
adviseur is.
Inzet van: Alles!
Want dan alleen
kan het verziekte land
worden overspoeld
door de wassende golf
van de nieuwe orde.
De overtuiging:
Dat er
vanaf deze
verre plek
een schone kust
te bereiken is.
Zeg dat ik naïef ben.
Maar wees voorbereid
op deze grote donderslag.
De berg staat
in lichterlaaie!
Wees bedacht,
op de energie
die uit de hemel
zal knallen...
Iemand!
hoort schreeuwen
van tegelijkertijd
geboorte en dood.
Herakles!
Ik zag hem!
Dáár: In het vuur.
Herakles!
Daar op de berg!
Ik hoorde hem!
Ik spreek de stem van Herakles.
De deur is geopend
tussen leven en dood.
Om de weg naar jou
vrij te maken…
Filoketes geef je boog
aan de jongen in bewaring.
Hij heeft de minste wrok,
de minste rancune.
Laat Odysseus ongemoeid.
Hij krijgt thuis het aanzien.
In ruil geeft hij Neoptolemos
de wapens van zijn vader
en de aanzet tot overwinning.
Ook regelt hij genezing.
voor je wonden.
Gá Filoktetes,
ga met die jongen.
Rust uit.
Stel vast hoe
vuil en uitzichtloos
onze oorlog is geworden.
Ga het gevecht aan.
Hou het zuiver
en meedogenloos.
Zeil dan naar huis.
Laat de wind
al je boze verleden
uit je hoofd waaien.
Ga naar je vader,
bij de Oita.
Leg je oorlogsbuit
bij mijn brandstapel
Neoptolemos! Blijf
bij deze man. Wees
als een koppel leeuwen
met gouden manen.
Hij voor jou;
Jij voor hem.
Voor Troje: een
onverslaanbare
nachtmerrie.
Als de strijd is gewonnen,
breng dan offers.
Toon je besef
van goddelijke wetten.
Vroomheid sterft niet
met de mensen!
Ik wist dat het moment er zou komen.
De slang is van huid gewisseld;
het moment waarop weten
en vergeten samenvallen.
Alles wat ik hoor ken ik,
en ik weet
dat ik het op moet volgen.
Het is of ik de werkelijkheid droom.
Dat geldt ook voor mij.
Ga dan.
Ga ogenblikkelijk.
Het getij rijst omhoog.
De wind steekt op.
Ik kan het niet geloven.
Mijn hoofd is licht, bij de
gedachte aan andere grond;
ander licht. Ik vergeet het nooit.
De ballast zal als een kiel
onder mijn bestaan de
topzeilen van mijn denken
in balans houden.
Ik voel me een fossiel
die uit zijn steen wordt gehakt.
Daar: in de verte hoor ik
de golven tegen de wanden slaan.
Hoog water en
vloed in het hart.
Tijd om te vertrekken.
Luister naar de zeenimfen.
Zij vertellen het
verhaal verder
Ik zeg niets meer.
Wantrouw zoete woorden,
maar hou je geest open.
Ik dank de wind
die mij hier heeft
gebracht.
Ik vertrek ook,
met het vertrouwen,
dat de kreupele
het lopen niet
verleerd zal zijn.